dinsdag 2 december 2008
Gedeeld ouderschap beste optie voor kinderen
Bij rechtbanken was standaard praktijk het aanwijzen van scheidingskinderen op verblijf in hoofdzaak bij alleen een biologische moeder. Wetenschappelijk onderzoek zegt iets ánders over het wérkelijke belang van het kind dan wat in de provincie daar van maakte. Kroost dat met beide ouders opgroeit, doet het beter dan het tot éenouderlijke zorg veroordeelde kind.
Betere uitkomsten voor kinderen
Bauserman (van de american Psychological association in 2002) deed grootschalige analyse op gegevens uit 33 verschillende onderzoeken. Conclusie: Kinderen die opgroeien met frequent contact en zorg van béide ouders, vertonen minder gedrags- en emotionele problemen. Zij hebben een hoger gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen en kunnen beter relaties opbouwen en behouden dan kinderen die in een eenouderlijke huishouden opgroeien. Bovendien presteren deze kinderen béter zowel binnen het gezin als op school.
Kinderen die na scheiding opgroeien met béide ouders (co-ouders) vergaat het zovéel beter dan onder eenouderlijke zorg, dat gelijkwaardig of gedeeld ouderschap na scheiding verreweg “second best” blijkt wanneer de ideale situatie van een intact gebleven gezin niet meer mogelijk is.
Uit een reeks van andere onderzoeken blijkt dat kinderen die na de scheiding opgroeien met béide ouders zich beter ontwikkelen, tevredener zijn, beter aangepast en meer zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde hebben in vergelijking met kinderen die opgroeien onder éenouderlijke zorg (Nunan, 1980; Cowan, 1983; Pojman, 1982; Livingston, 1983; Noonan, 1984; Shiller, 1984, 1986; Handley, 1985; Wolchik, 1985; Bredfield, 1985; Öberg en Öberg, 1987).
Een studie op 517 scheidingsfamilies over een periode van ruim 4 jaar laat zien dat kinderen minder gedragsafwijkingen en depressies vertonen wanneer ze beide gescheiden ouders behouden. Dit Harvard onderzoek (Buchanan, Maccoby, Dornbusch, 1996) bevestigt de betere schoolresultaten. Jongens die met béide ouders opgroeien hebben minder emotionele problemen dan jongens die na scheiding zijn aangewezen op éen ouder (Pojman 1982; Shiler 1986). Vanuit het oogpunt van belang van het kind is de huidige praktijk van bevoordelen van eenouderlijk verblijf bij de moeder in het nederlandse familierecht daarom volstrekt onbegrijpelijk.
Opgroeien
Opgroeiende kinderen tot 12 jaar in vaderloze eenoudergezinnen lopen meer risico op armoede en gezondheidsklachten, hebben meer problemen in omgang met anderen en op school. Bovendien worden ze vaker fysiek, emotioneel en seksueel misbruikt en lopen dan eerder van huis weg.
Opgroeiende tieners in vaderloze eenoudergezinnen roken vaker en hebben meer aanpassingsproblemen. Ze gebruiken meer alcohol en drugs dan tieners die mét vader opgroeien.
Opgroeiende jong-volwassenen in vaderloze eenoudergezinnen hebben méer moeite opleidingen af te maken. Vaker spijbelen zij, worden geschorst, verlaten de school op jonge leeftijd en kunnen dan geen werk vinden. Met een uitkering of een laag inkomen hebben zij eerder gezondheidsklachten, ontwikkelen vaker chronisch emotionele en psychische problemen en lopen meer risico dak- en thuisloos te raken. Zij belanden vaker in tienerzwangerschappen en criminaliteit. Om dit te vermijden gaan ze sneller relaties aan waar ze ook sneller mee gaan samenwonen, hebben vaker buitenechtelijke kinderen en gaan eerder scheiden. (Meta-studie “Experiments in living, The fatherless family, Civitas, O'Neill, 2002).
De moeder
Onderzoek wijst uit dat het met kinderen die na scheiding vaderloos opgroeien (met meestal de moeder) véel minder goed gaat. Zij hebben hebben meer depressieklachten, gebruiken eerder drugs en alcohol, krijgen meer ongelukken en plegen vaker zelfmoord dan kinderen die opgroeien met de zorg en betrokkenheid van vader. (Zweeds bevolkingsonderzoek naar de gevolgen van eenoudergezinnen voor kinderen, Ringbäck Weitoft, Hjern, Haglund, Rosén, 2003).
Bovendien is sinds kort samenhang vastgesteld tussen het opgroeien in vaderloze eenoudergezinnen en ADHD (Strohschein, 2007).
Minder conflicten
Bovendien blijkt uit de meta-studie van Bauserman (American Psychological Association APA, 2002) dat in tegenstelling tot wat vaak over Co-ouders beweerd wordt, het aantal conflicten tussen de ouders juist sterk vermindert in vergelijking met het leven in éen huis, Co-ouders zijn daarom beter voor de kinderen. Britse tiener meiden die opgroeien in éen huis geven immers aan zich gestresst en overbelast te voelen door de scheidingsproblemen van hun ouders, vooral door het beroep dat op hen gedaan wordt door de éne ouder (in 90% van de gevallen de moeder) om haar te steunen in de strijd om de zorg voor de kinderen met de andere ouder. (Bliss Survey, 2005: Girls take strain of parents’ split)
Overigens hebben niet alleen de ouders minder onderlinge conflicten bij gedeeld of gelijkwaardig ouderschap na scheiding zo blijkt uit het onderzoek. Ook kinderen die ná scheiding met Co-ouders opgroeien, hebben minder conflicten met hun ouders dan kinderen die na de scheiding slechts één ouder hebben (Karp, 1982).
Kinderen willen zelf het liefste
Door tegenstanders van gelijkwaardig ouderschap wordt beweerd dat degenen die dit bepleiten alleen aan het eigenbelang van de ouders denken en niet aan het belang van de kinderen. Uit onderzoeken waarin de kinderen zelf gevraagd is waaraan zij de voorkeur geven, blijkt echter dat kinderen zelf verre de voorkeur geven aan gedeeld en gelijkwaardig ouderschap en zorg van beide ouders na de scheiding (Smart c.s., 2000; Fabricius, 2003). Kinderen willen zelf niets liever dan hun beide ouders na een scheiding behouden. Ook blijken kinderen die opgroeien onder gedeeld ouderschap veel tevredener dan kinderen die opgroeien met éen ouder, de voordelen van het hebben van een nauwe band met hun beide ouders geeft daarbij de doorslag (Kelly, 1993).
Minder loyaliteitsconflicten
Pseudo-deskundigen (Groenhuijsen) werpen regelmatig de verder niét onderbouwde veronderstelling op dat kinderen die met Co-ouders opgroeien voortdurend onderweg zouden zijn en voortdurend blootgesteld worden aan loyaliteitsconflicten waardoor zij geen enkel eigen thuis overhouden (ontneem kinderen niet hun thuis wordt er dan geroepen). Echter verschillende onderzoeken spreken hier weer geheel andere taal (Steinman, 1981, Luepnitz, 1986, Shiller, 1986, Coller, 1988, Tornstam, 2000).
Kortom, bezien vanuit het wérkelijke belang van opgroeiende kinderen na scheiding dringt zich maar éen conclusie op: Het gedeeld, gelijkwaardig ouderschap na scheiding verdient vérre de voorkeur boven de huidige praktijk van toewijzing aan éen ouder. Als we om kinderen géven en wérkelijk hun belang willen dienen is behoud van náuwe betrokkenheid met béide ouders in het leven van kinderen de énige aangewezen weg.
Minder scheidingen
Bovendien, hoe méer gedeelde zorg en gelijkwaardig ouderschap wordt ingevoerd, toegewezen en verkozen boven toewijzing aan éen gescheiden ouder, des te minder ouders nog geneigd blijken om te gaan scheiden. Gelijkwaardig en gedeeld ouderschap helpt op die manier mee om intacte gezinnen (nog steeds de meest ideale opgroeiplaats voor kinderen) juist beter en langer in stand te houden. (Brinig, Allen, 2000).
Peter Tromp, feb 2008
Labels: Opvoeden, Wetenschap