©Conseo
 

Kind in de knel

  • Ondersteun de vader en de fantastische moeder die elk willen Có-Ouderen, zelf samen kinderen opvoeden, al dan niet samen wónend. Verbeter taal politiek en cultuur van het maatschappelijk middenveld opdat váder ook in de traditionele gebieden wordt gerespecteerd. Wij moedigen aan vol te houden met grootbrengen van kinderen in voorspoed en geluk …
stop vaderloosheid in Haïti
donderdag 20 november 2003

Kindermishandeling; betekenis en gebruik van begrip

Herman Baartman Herman Baartman

1. Inleiding

Gisteren liet Paul Roosenstein weten vandaag ruim 700 congresgangers te verwachten. Wat maakt, zo vroeg ik me af, dat het thema van vandaag, ‘De maat is vol’, zoveel mensen op de been brengt? U moet dat natuurlijk primair voor u zelf vaststellen, maar misschien dat er èèn drijfveer is, èèn aspect van de thematiek van vandaag, die voor een groot aantal van u reden is om hier samen te congresseren. Een van de centrale kwesties die vandaag op de agenda staan is de kwestie van uniformiteit in het spreken over mate en ernst van kindermishandeling. Hoe uniformer de taal, zo wordt in de folder verondersteld, hoe beter men in staat is tot het treffen van de juiste maatregelen. Toch betwijfel ik of het primair de behoefte aan een eenduidig en algemeen gehanteerd classificatiesysteem van kindermishandeling is, wat u vandaag in zo’n groten getale hier heeft gebracht. Mijn veronderstelling is, dat het in eerste instantie gaat om een probleem dat bijna inherent is aan het verschijnsel kindermishandeling, namelijk de grote moeite die we hebben om hierover te spreken, laat staan op uniforme wijze, zowel op het niveau van het collectief, als op het individuele niveau. De gekruiste pleister die de folders van de RAAK-congressen siert is niet alleen symbool voor de pijn en het leed die gepaard gaan met kindermishandeling, het is ook symbool voor een dichtgeplakte mond. Over kindermishandeling houdt men liever zijn mond, het spreken daarover gaat ons moeilijk af. Vandaar ook dat het boekje dat vandaag gepresenteerd wordt, niet alleen gaat over een ordeningssysteem dat ons helpen kan bij het spreken over kindermishandeling, maar ook een code behelst voor beroepsbeoefenaren voor het spreken over (vermoedens van) kindermishandeling.

We gaan het hebben over de wenselijkheid van eenduidigheid en uniformiteit in ons spreken over kindermishandeling. Dat moet ook. Juist kindermishandeling is een onderwerp waar eensgezindheid meestal verre te zoeken is. Kindermishandeling zet grootouders op tegen ouders, kinderen tegen ouders, broers tegen zussen, ouderbegeleiders tegen kinderbeschermers, directeuren tegen leerkrachten, getuige-deskundigen tegen getuige-deskundigen, groepsleiders tegen managers, rechtspsychologen tegen orthopedagogen, journalisten tegen professionals. Reden te over dus om te werken aan uniformiteit in ons spreken. Niet dat al die onenigheid uitsluitend het gevolg is van spraakverwarring. Het gaat niet om woorden en begrippen alleen, het gaat om wat ze betekenen voor de praktijk, om wat we ermee doen, om de consequenties die we eraan verbinden.

Het hoeft niet zo’n groot probleem te zijn om het eens te worden over het descriptieve karakter van een classificatiesysteem, maar moeilijker is het om eenstemmigheid te hebben over de gebruiksbetekenis ervan. Dat mensen, professionals en niet/professionals, iets soms geen mishandeling noemen wat een ander wel als mishandeling aanmerkt heeft niet in de eerste plaats te maken met een gebrek aan uniforme taal, maar vooral met een verschil in opvatting over verantwoordelijkheid voor een kind, met angst voor consequenties als je een daad bij het woord moet voegen, met onwetendheid over bij wie je met je zorgen terecht kunt en wat er dan mee gebeurt, met een verschil in opvattingen over rechten van ouders en rechten van kinderen, met een verschil in opvattingen over het nut van de inzet van juridische middelen, met de neiging kindermishandeling te bagatelliseren omdat dat destijds voor jou als kind de enige manier was om te overleven, of met de neiging om ouders stevig aan te pakken, omdat je het makkelijker vindt met hen de appeltjes te schillen die je nooit met je eigen vader hebt durven schillen.

Ik wil het in mijn bijdrage hebben over de gebruiksbetekenis van het begrip kindermishandeling en over de ontwikkelingen die daarin hebben plaatsgevonden.

Het verhaal over kindermishandeling is al vrij oud. We zouden er dus eigenlijk heel vertrouwd mee moeten zijn. Het probleem is evenwel, dat er twee verschillende verhalen zijn over kindermishandeling, en het ene ligt wat gemakkelijker in het gehoor dan het andere. Er is een oud en een nieuw verhaal. Het oude gaat over een bedreiging van de rechtsorde in de samenleving, over mishandelde kinderen die een gevaar vormen voor de samenleving. Dit verhaal wordt al 100 jaar verteld en gaat er bij iedereen goed in en wordt ook door de overheid al 100 jaar levend gehouden. Die rechtsorde is immers van ons allen en ouders en kinderen die daaraan komen zullen we wel eens mores leren.

Er is nog een tweede verhaal over kindermishandeling te doen, dat is iets recenter van aard. Het is ontstaan in de jaren ’60 en het kent een zekere groei. Het begon als een verhaal over de broosheid van kinderbotten, werd al snel een verhaal over de broosheid van gezinnen en is nu meer en meer een verhaal over de broosheid van kinderrechten aan het worden.

Ik hoop aan de hand van die twee verhalen duidelijk te maken, dat de betekenis van het begrip kindermishandeling primair gelegen is in het gebruik ervan, in het doel dat men met het bezigen van dit begrip voor heeft.

2. Het oude verhaal

Natuurlijk kun je het opkomen en het verdwijnen van een verhaal in de geschiedenis niet markeren met een exact jaartal. Het komt langzaam op, raakt meer en meer bekend, en maakt vervolgens langzaamaan plaats voor een ander verhaal. Maar als ik het toch zou moeten markeren, dan laat ik het eerste verhaal beginnen in 1902 en eindigen in 1962 of 1972. Eigenlijk ging dat verhaal niet over kindermishandeling, maar over verwaarlozing van kinderen. U kent het ongetwijfeld. Adri van Montfoort heeft in zijn proefschrift de ontstaansgeschiedenis en de structuur ervan beschreven.

Rond de eeuwwende, ruwweg in de periode tussen 1890 en 1910 is in heel de westerse wereld het instituut kinderbescherming ingevoerd. Alom werd de behoefte gevoeld aan wetten en instituties die het mogelijk moesten maken in te grijpen in het vaderlijk gezag. In ons land werden die wetten in 1902 vastgesteld. Men maakte zich zorgen om grote drommen kinderen die thuis opgroeiden voor galg en rad, die door hun ouders verzwadderd werden, die geen moraal werd bijgebracht en die aldus, zoals het heette, het heirleger vormde van de toekomstige misdadigers. Daartegen moest de maatschappij zich kunnen beschermen door die kinderen al of niet voor goed te onttrekken aan de verderfelijke invloed thuis en door hen elders, in tehuis of pleeggezin, alsnog mores te leren. De kern lag bij het begrip verwaarlozing: de opvoeding van het kind tot een betrouwbare en oppassende toekomstige burger werd verwaarloosd. Het ging om kinderen die uit bedelen of stelen gestuurd werden, die geen fatsoen leerden, die te weinig eten, drinken en beschutting en te veel slaag kregen, die thuis getuige waren van liederlijk gedrag, van dronkenschap en van geweld, die seksueel misbruikt werden of geëxploiteerd als arbeidskracht. Ze vormden, samen met de gezinnen waaruit ze voortkwamen, een gevaar voor de samenleving. Het was het verhaal over de Rotterdamse Boefje van Jan Brusse, of over diens Amsterdamse evenknie Jantje Vrijmoeth, beter bekend als Ciske de Rat. Niet alleen werden deze kinderen geïsoleerd van hun gezinnen, deze gezinnen werden geïsoleerd van de samenleving. Toen meester Bruis voor het eerst een gesprek met Ciske’s moeder had gevoerd, ging hij, zoals hij zegt, onmiddellijk nadat ze het klaslokaal weer verlaten had naar het fonteintje om daar zijn handen te wassen, want hij voelde zich alsof hij een onrein dier had aangeraakt. Vanaf ca. 1915 tot begin jaren ’60 hebben we een bepaalde groep gezinnen in pedagogisch, moreel en maatschappelijk opzicht de maat genomen en waren ze onder de maat, dan werden ze geweerd uit de samenleving en opgesloten in aparte woonwijken of kampementen waar ze heropgevoed moesten worden. Sociaal ontoelaatbaar werden ze aanvankelijk genoemd, omdat je ze letterlijk niet met goed fatsoen in een normale huurwoning toe kon laten waar ze de boel verruïneerden en de huurpenningen besteedden aan drank. Later noemde men ze a-sociaal en nog weer later onmaatschappelijk. Pas in de zestiger jaren is door de toenmalige minister van maatschappelijk werk, Marga Klompé, een eind gemaakt aan deze vorm van segregatie van onmaatschappelijke gezinnen.

In dit eerste verhaal over kindermishandeling ging het om verwaarlozing van de morele en maatschappelijke opvoeding van kinderen. Het gezin werd primair gezien als een cel in het organisme van de samenleving. Gezinnen die een bedreiging vormden voor de kwaliteit van de samenleving, werden gezien als infectiehaarden van sociale decadentie en moesten dus onschadelijk gemaakt worden.

De gebruiksbetekenis van het begrip verwaarlozing was hierin gelegen dat het gebezigd werd om ouders en vooral kinderen mores te kunnen leren, het diende ter bescherming van de rechtsorde. In de pedagogische en psychiatrische nomenclatuur doelde men met het begrip verwaarloosd kind niet op een kind dat leiding, aandacht, zorg, bekommernis, liefde te kort gekomen was, maar op een kind dat in een staat van verwaarlozing was, zoals een huis of een tuin, een kind dat kortom niet deugde. Zo was een seksueel verwaarloosd meisje niet een meisje dat in seksueel opzicht te kort gekomen was, maar een meisje dat losbandig en promiscue was, een meisje dus dat in dit opzicht mores geleerd moest worden. Dat veel van die meisjes ‘seksueel verwaarloosd’ waren omdat ze seksueel misbruikt waren, was wel bekend, maar was in dit verhaal over kindermishandeling niet van belang, omdat aan seksueel misbruik toen een geheel andere betekenis werd toegekend.

3. Het nieuwe verhaal

Dit verhaal over kindermishandeling was dominant tot in de jaren zestig. Het wordt nog steeds verteld, dat wel, maar het gaat niet meer over kindermishandeling, maar over jeugdcriminaliteit. En in dat verhaal over jeugdcriminaliteit hebben Boefje en Ciske intussen plaats gemaakt voor Achmed en Ali, maar nog steeds gaat het over gezinnen die er maatschappelijk niet echt bij horen. Daarvoor in de plaats kwam er een nieuw, een ander verhaal over kindermishandeling. Als u een markeringspunt wilt, dan zijn er drie te noemen, die heel nauw samenhangen. In 1961 promoveerde de socioloog Milikowski op het proefschrift: Sociale aanpassing, niet-aanpassing, onmaatschappelijkheid, later vele malen herdrukt onder de titel Lof der Onaangepastheid, waarin hij korte metten maakte met een burgermansmoraal waarin de een de ander zo gemakkelijk de maat nam als het ging om moraal en fatsoen. Markeerde dit boek het einde van een oud verhaal, in 1962 verscheen er een artikel dat het begin van een nieuw verhaal markeerde. Het verscheen in het Journal of the American Medical Association en het was geschreven door onder meer Henry Kempe, een kinderarts. De titel ervan luidde “The battered child syndrome”. Hij noemde het een syndroom, omdat hij dacht daarmee beter de aandacht van medici te kunnen vangen dan met een begrip als abuse of maltreatment, dat meer iets voor maatschappelijk werkers was dan voor dokters is. In de jaren vijftig waren er veel artsen die kinderen zagen met gebroken ledematen, maar ze zagen geen kindermishandeling, ze zagen broze botten die niet tegen een valpartijtje bestand waren. Ze wisten letterlijk niet wat ze zagen. Het jaar 1972 vormt een derde markeringspunt. Toen openden de eerste vier BVA’s hun deuren, of liever gezegd hun telefoonnummer. Kindermishandeling was niet iets, vond men, om ouders meteen met een (dreiging van een) maatregel van kinderbescherming tot de orde te roepen, maar was een manifestatie van een intern gezins- of opvoedingsprobleem dat via hulpverlening opgelost moest worden.

Natuurlijk, kindermishandeling, of meer specifiek cruelty to children, zoals het in de VS en in Engeland werd genoemd, was een oud verhaal. Men had er, en niet alleen daar, al lang weet van. Toch ging het sinds Kempe op een andere manier verteld worden. Niet door dat artikel op zich, zo eenvoudig ligt dat niet. Net zo min als alleen Milikowski met zijn boek een eind gemaakt heeft aan een oud verhaal, net zo min heeft Kempe met zijn artikel een begin gemaakt met een nieuw verhaal.

Wat was dan het nieuwe in het verhaal over kindermishandeling? Om te beginnen ging het over geweld. Daardoor raakte dit verhaal over kindermishandeling al gauw vervlochten met het verhaal dat sinds het begin van de jaren zeventig verteld ging worden over vrouwenmishandeling. En omdat het verhaal over vrouwenmishandeling niet alleen ging over geweld, maar ook over de seksuele arrogantie, hebzucht en aanmatiging van mannen, ging kindermishandeling ook over seksueel misbruik. Nadien is het deel gaan uitmaken van het nog bredere verhaal over huiselijk geweld, en dit verhaal over huiselijk geweld is op zijn beurt ingepakt in het verhaal over onveiligheid in het publieke domein. Op die manier is bestrijding van kindermishandeling een onderdeel geworden, soms nog nauwelijks zichtbaar, van de strijd tegen geweld en onveiligheid. De recente kabinetsnota over huiselijk geweld, die als titel heeft: Prive geweld, publieke zaak, opent als volgt: “Huiselijk geweld is de meest voorkomende geweldsvorm in onze samenleving. Bij geen enkele geweldsvorm vallen zo veel slachtoffers als bij huiselijk geweld. Een substantiële afname van het geweld in onze samenleving kan alleen gerealiseerd worden als geweld in de privésfeer krachtig wordt aangepakt. Bij discussies over veiligheid in onze samenleving moet het daarom niet alleen over geweld in de publieke ruimte gaan maar ook over geweld in de privésfeer”. Aldus heeft het begrip kindermishandeling gebruikswaarde gekregen in de brede en door alle politici geclaimde aandacht voor veiligheid in het publieke domein.

In de tweede plaats ging het niet, zoals in het vorige verhaal, over het externe functioneren van gezinnen, maar over het interne functioneren van gezinnen. Het ging over iets wat zich afspeelde binnen het gezin, opgevat als een netwerk van interne relaties. Men ontdekte, dat aan de kwetsuren van de kinderen niet een broos stel botten ten grondslag lag, maar de broosheid van gezins- en vooral van ouder-kind-relaties. Geweld is te begrijpen, althans zo heb ik geprobeerd het te begrijpen, als het resultaat van het niet geleefde leven. Als er ergens veel van het leven verwacht wordt, dan wel thuis, dus als men ergens geen leven heeft, dan vooral bij mensen – partners, ouders, kinderen – van wie het meest verwacht wordt. Kindermishandeling moest dus niet opgelost worden door het kind af te snijden van zijn relationele netwerk, maar moest juist binnen dit netwerk worden opgelost.

In de derde plaats ging het over een geheim. Omdat het omgaan met een geheim zo cruciaal is in ons spreken over kindermishandeling sta ik bij dit element iets langer stil. Kempe schreef zijn artikel samen met de röntgenoloog Silverman. Het röntgenscherm ontfutselde ouders zogezegd een geheim dat ze liever voor zich hadden gehouden. Zoals Kempe schreef: “To the informed physician, the bones tell a story the child is too young or too frightened to tell” en die bones, die gebroken botten waren zichtbaar op het scherm. En niet allen was het kind te jong of te bang om over de werkelijke toedracht te kunnen praten, ook de ouders deden er uit angst en schaamte het liefst het zwijgen toe.

Het nieuwe verhaal over kindermishandeling heeft vanaf het begin in het teken gestaan van een geheim. Om te beginnen het geheim van ouder en kind, een gezinsgeheim. Maar voorts ook het geheim van de dokter, zijn beroepsgeheim. In de VS heeft men daar korte metten mee gemaakt. Iedere professional die een vermoeden van kindermishandeling heeft is verplicht hiervan melding te doen. In ons land is gekozen voor het instituut Vertrouwensarts. Daar kon de ene arts zonder zijn beroepsgeheim te schenden - zo was althans de veronderstelling - zijn geheim kwijt aan de andere arts. En dan ging voorts de vertrouwensarts in het geheim informatie inwinnen bij derden zoals de school of de peuterspeelzaal of het consultatiebureau. Hoezeer het bij kindermishandeling evenals bij andere vormen van huiselijk geweld om een geheim gaat wordt duidelijk uit boektitels als Behind closed dooors, De straf op zwijgen is levenslang, The dark side of families, Scream quietly, or the neigbors will hear you, en uit campagne slogans als “Kindermishandeling komt meer voor dan je denkt” en “Over sommige geheimen moet je praten”. En zoals ik al zei: ook de gekruiste pleister van RAAK is een symbool van het zwijgen, van een geheim dus.

In de dagelijkse praktijk is dit element, kindermishandeling als geheim, nog steeds een van de grootste problemen. Enkele jaren geleden deden we een onderzoek naar de manier waarop medische kinderdagverblijven omgingen met het verschijnsel kindermishandeling. We hadden eerder namelijk vastgesteld, dat er in deze sector bij 1 op de 3 kinderen in de letterlijke zin sprake was van kindermishandeling, dat wil zeggen dat er bij 1 op de 3 kinderen over gesproken werd, hetzij als over een vaststaan feit, hetzij als over een vermoeden. Reden te over dus voor het voeren van beleid op dit punt. Ons bleek toen hoe uitermate omzichtig dit beleid was, hoe sterk de neiging was om om de hete brij heen te draaien. Men sprak niet van mishandeling, maar van een inadequate benadering van het kind, niet van geweld, maar van stevig optreden; men schoof beslissingen als een hete aardappel van het ene bord op het andere; nadat een vermoeden voor het eerst geuit was, kon het een jaar duren voordat er actie volgde.

In een ander onderzoek hebben wij, en wij niet alleen, vastgesteld, dat de instellingen die beschikken over een duidelijk protocol de instellingen zijn waar men kindermishandeling het meest ziet. En daarbij is het niet zo, dat die instellingen wel een duidelijk protocol moesten maken, omdat ze in tegenstelling tot andere instellingen kindermishandeling zo vaak zagen, maar ze konden meer kindermishandeling zien, omdat ze een protocol hadden, dat wil zeggen zich raad wisten met wat ze zagen. Toen bijvoorbeeld het Sophia kinderziekenhuis beleid ging ontwikkelen inzake kindermishandeling, zagen ze nadien veel meer mishandeling dan daarvoor. “To the informed physician, the bones tell a story the child is too young or too frightened to tell”, schreef Kempe. Maar “to the not informed physician the bones don’t tell a story that the physician is too frightened to hear”. Theo Compernolle had het in dit verband ooit eens over de zogenaamde struisartsen.

En als dan de omzichtigheid binnen het team al zo groot is om het beestje bij de naam te noemen, hoe groot moet dan niet voor zulke teamleden de schroom zijn om tegenover ouders klare taal te spreken? Ook hier draait men graag om de hete brij heen. Men zegt dan dat men graag eerst het vertrouwen van de ouders wil winnen, alvorens zulke zaken te bespreken, maar vergeet hoe onveilig het moet zijn voor een ouder, die zelf heel goed weet dat hij of zij zich aan mishandeling of verwaarlozing schuldig maakt, en ook vermoeden kan dat die professional iets weet of vermoedt, terwijl die professional niets zegt? Waarom geldt niet overal de regel, dat om redenen van duidelijkheid en veiligheid aan het begin van elk contact tussen ouder en professional waarbij kinderen in het geding zijn concreet geïnformeerd wordt naar slaag en verwaarlozing en misbruik?

Uniformiteit in spreken en nomenclatuur is een goede zaak, maar een eerste vereiste is dan het kunnen omgaan met gezinsgeheimen. Uit op zich begrijpelijke gevoelens van onmacht, gêne, en angst voor afwijzing binden ouders en professionals elkaar in het zwijgen, zonder dat daar iemand mee geholpen is, integendeel.

In de vierde plaats tenslotte ging, althans na verloop van tijd, kindermishandeling niet, zoals in het eerste verhaal, over een bedreiging van de maatschappelijke rechtsorde, maar over een schending van het recht van een kind op (zorg voor zijn) veiligheid en (zorg voor) een optimale ontwikkeling. Elke tijd krijgt zijn Vereniging tegen kindermishandeling die hij verdient. In 1970 werd de Vereniging tegen kindermishandeling (VKM) opgericht, zo’n 25 jaar later om louter bureaucratische redenen opgenomen in het Nederlands instituut voor zorg en welzijn (NIZW). De boodschap van de vereniging was jarenlang, dat kindermishandeling meer voorkomt dan we denken, dat het een ernstig probleem is waar organisaties, professionals en de buren alert op moeten zijn en dat adequaat behandeld moet worden. Het accent lag kort gezegd altijd sterk op secundaire en tertiaire preventie, op signaleren en behandelen en het helpen optuigen van de BVA’s, hèt meldpunt voor kindermishandeling. Daar had men als samenleving naar het lijkt jarenlang zijn handen vol aan. Inmiddels is er een nieuwe vereniging tegen kindermishandeling: Reflectie- en aktiegroep aanpak kindermishandeling (RAAK). De vereniging deed ook aan reflectie, veel zelfs, maar RAAK doet veel meer aan actie. Hèt fundament voor die actie vormen de kinderrechten, en hèt meldpunt voor kindermishandeling is wat RAAK betreft dan ook niet het AMK, maar de centrale overheid die eerstverantwoordelijke is voor de bescherming van rechten van kinderen.

4. Verbreding van het verhaal

Het zal duidelijk zijn intussen, dat de gebruiksbetekenis van het begrip kindermishandeling sterk aan verandering onderhevig is geweest. Wat Kempe het battered child syndrome noemde, baby’s en peuters met gebroken ledematen en andere letsels, breidde zich uit. Al snel ging het niet alleen over abuse, maar ook over neglect, niet alleen over fysieke mishandeling, maar ook over psychische mishandeling en niet alleen over fysieke verwaarlozing, maar ook over emotionele verwaarlozing, in de jaarcijfers van de BVA’s jarenlang een containerbegrip als men verder niet wist hoe men het noemen moest. En toen kwam daar eind jaren zeventig seksueel misbruik bij. Mishandeling en verwaarlozing zijn vooral intrafamiliaal, seksueel misbruik doet zich, zeker naarmate kinderen ouder worden, ook buiten het gezin voor. Men ziet die verbreding terug in de verschillende definities van het begrip kindermishandeling.

Kempe c.a. definieerden kindermishandeling aldus:

  • “A clinical condition in young children who have received serious physical abuse, generally from a parent or foster parent”.

Dit is een opmerkelijke definitie. Aan de ene kant is hij typisch medisch van strekking: a clinical condition (van breuken, kneuzingen, bloeduitstortingen e.d.) als gevolg van mishandeling, maar hoewel dat strikt medisch gesproken irrelevant is wordt er ook bij vermeld wie daar gemeenlijk de pleger van is.

Jarenlang hebben we het gedaan met een bredere definitie dan deze, hij stamt oorspronkelijk van Arend Koers, een der eerste vertrouwensartsen:

  • “Kindermishandeling is elke vorm van lichamelijke of emotionele geweldpleging die aan kinderen overkomt, niet door ongeval, maar door toedoen of\ nalaten van ouders of verzorgers, waarbij afwijkingen bij het kind ontstaan of verwacht mag worden dat deze zullen ontstaan”.

In de wet op de AMK’s wordt kindermishandeling als volgt gedefinieerd:

  • “Onder kindermishandeling wordt (…) verstaan: elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.” (Staatsblad 2002, 515; artikel 34a, lid 3).

Van fysiek letsel, toegebracht door ouders, groeide kindermishandeling uit tot elke vorm van geweld, elke vorm van verwaarlozing en elke vorm van seksueel misbruik die een kind overkomt door toedoen of nalaten van personen ten opzichte van wie een kind afhankelijk is.

De Wereld gezondheidsorganisatie definieert kindermishandeling aldus:

  • “All forms of physical and/or emotional ill-treatment, sexual abuse, neglect or negligent treatment or commercial or other exploitation resulting in actual or potential harm to the child’s health, survival, development or dignity in the context of a relationship of responsibility, trust, or power”.

Hier zien we dat het begrip verder opgerekt naar elke vorm van onrecht jegens een kind. Het duidelijkst in dit opzicht is de definitie die de Leuvense kinderpsychiater en vertrouwensarts, Peter Adriaenssens, voorstaat:

  • “Kindermishandeling is iedere vorm van onrecht tegen kinderen”.
br>

Hij propageert deze definitie in een hoofdstuk met als titel: Een werkbare definitie van kindermishandeling gebruiken. Ik bedoel het niet ironisch, al was het alleen maar wegens mijn respect voor het werk van Adriaenssens, maar hoe werkbaar is zo’n brede definitie?

Terug tenslotte naar de twee verhalen over kindermishandeling. Wat vertellen ze ons, en wat verhullen ze?

De kracht van het eerste verhaal schuilt hierin, dat het duidelijk maakt dat de kwaliteit van de samenleving in sterke mate bepaald wordt door de kwaliteit van het grootbrengen en grootworden voor kinderen. Terecht daarom dat de samenleving daar eisen aan stelt en invloed op tracht uit te oefenen.

De zwakte van dit verhaal, het verhullende ervan, is tweeledig. Het staart zich blind op marginale gezinnen en ziet niet dat kindermishandeling evenals andere vormen van intrafamiliaal geweld sterk samenhangt met de dynamiek van gezinsrelaties en dus in elke geleding van de samenleving voorkomt. En voorts, in dit verhaal over kindermishandeling is men vooral dan geïnteresseerd in de veiligheid van kinderen, als kinderen de veiligheid van de samenleving bedreigen. Voor preventie van onveiligheid van kinderen thuis is in dit verhaal geen plaats.

Ook het tweede verhaal heeft zijn sterke en zijn zwakke kanten. Sterk is uiteraard de koppeling van kindermishandeling aan de dynamiek van gezinsrelaties waardoor de scope aanmerkelijk is verbreed. De dynamiek van gezinsrelaties is immers niet gebonden aan een specifieke maatschappelijke groepering. Sterk is ook dat het accent verlegd is van kinderen die een gevaar vormen naar kinderen die in gevaar zijn. En daarmee hangt een ander sterk element samen: de inspiratie wordt niet meer, of niet alleen gehaald uit zorg voor de maatschappelijke rechtsorde, maar uit zorg voor de rechten van het kind.

Maar ook dit verhaal kent verhullende elementen. Doordat in dit verhaal geweld van ouders jegens kinderen gezien wordt als een vorm van huiselijk geweld is er het gevaar dat men het unieke van kindermishandeling over het hoofd ziet. Dat unieke is hierin gelegen, dat kindermishandeling een kind overkomt aan het begin van zijn leven en dus zijn hele leven verwoesten kan. Voorts is het unieke dit, dat kindermishandeling, waar het althans een ouder is die het een kind aandoet, de basis in het bestaan van een kind, dat is de betrekking met zijn ouders, bedreigt of vernietigt. Het hele dispuut over het wel of niet uithuis plaatsen van een kind, het wel of niet beëindigen van een pleeggezinplaatsing, het wel of niet uitspreken of beëindigen van een OTS is terug te voeren tot dit unieke element. Kindermishandeling is een vorm van huiselijk geweld, maar een heel bijzondere, en vergt daarom ook een heel bijzondere aandacht.

Kindermishandeling is een koepelbegrip geworden dat zowel betrekking heeft op fysiek geweld als op seksueel misbruik, en, sterk in samenhang hiermee, zowel intra- als extrafamiliaal kan zijn, twee verschijnselen van zeer verschillende orde die qua preventie en behandeling een zeer verschillende aanpak vragen.

Tenslotte, men kan natuurlijk elke vorm van onrecht jegens een kind kindermishandeling noemen, maar daarmee heeft het begrip nog nauwelijks enige gebruiksbetekenis. Het gebrek aan zorg voor AMA’s is onrecht jegens een kind, maar is het daarmee ook kindermishandeling? En zo ja, is het dan een zaak voor het AMK? Een fikse lel om de oren is onrecht jegens een kind, maar is het daarmee ook kindermishandeling? En zo ja, wat moet een AMK daar dan mee? Een kind dat dagelijks op school wordt gepest wordt onrecht gedaan, maar is dat kindermishandeling en moet dat gemeld worden bij een AMK?

Natuurlijk is de vraag of een AMK er iets mee kan niet alleen doorslaggevend voor het gebruik van het begrip kindermishandeling, maar het zal duidelijk zijn, dat hoe breder het begrip wordt opgerekt, hoe vager en minder zeggend de gebruikswaarde ervan wordt.

Het lijkt mij verstandig om maat te houden bij het gebruik van het begrip kindermishandeling.

Literatuur

  • Adriaenssens, P. e.a. (1998). In vertrouwen genomen, Tielt: Lannoo.
  • Kemper, C.H., F.N. Silverman, B.F. Steele, W. Droegemueller & H.K. Silver (1962). The battered child syndrome, Journal of the American Medical Association, 181, 105-112.
  • Koers, A.J. (1981). Kindermishandeling … en wat dan nog?, Rotterdam: Ad Donker.
  • Milikowski, H.Ph. (1961). Sociale aanpassing, niet-aanpassing, onmaatschappelijkheid. Arnhem (in 1967 herdrukt als Lof der onaangepastheid)
  • Montfoort, van, A. (1994). Het topje van de ijsberg; kinderbescherming en de bestrijding van kindermishandeling in sociaal-juridisch perspectief, Utrecht: SWP

Jongerenrecht

Slecht opgeleid naar afghanistan

Ongeloof in seks voor het huwelijk

Vele doden bij Love Parade

Krappe bovenkamers duurder dan studiebeurs

Laura Dekker en rechten van jongeren in nederland

Moeders pap pot binding hindert jongeren bij vinden werk

Moeders vaker gedaagd door justitie

Kinderrechten en de plichten van een arts

Opvoeden

Inhuren praktijk-docenten MBO uit bedrijfsleven

Dirk Janssen nederlandse jongeren vertegenwoordiger

Opvoeden van arrogant, regentesk populisme

Noodgebouwen basis onderwijs aanpakken

Ontbrekend in Kopenhagen waarop de wereld wacht

Generation Islam - Children of afghanistan and gaza

Foto materiaal LTO Nederland actie

Voortgezet onderwijs na een mindere basisschool

Jeugdzorg

Manifest privacy, rechtshulp en waarheidsvinding

Jeugdzorg in nederland, drama van de eerste orde

Manifest Jongleur over de schreef

Coalitie wil groei aantal uithuisplaatsingen stoppen

Leger des heils haalt bakzeil bij uithuisplaatsing

Herstel van gezinnen en goedkope hulp

Debat over wantoestanden bij jeugdzorg

Zorgen met betrekking tot jeugdzorg

Mysterie van jeugd zonder gezin op een rijtje

Dure feestjes van jeugdzorg

Gezondheidszorg

Baby verlof voor vader naar minimaal twee weken

Snel afgeleide mensen zijn meer creatief

Plan voor behandelen benauwde Co-ouders

Onderzoek sport voor vaderloze kinderen

Informatie over vaccin tegen humaan papilloma virus

Honderden kinderen gaan jaarlijks de separeercel in

Geef huisarts grotere rol bij probleemgezinnen

Handhaven

Jill Egizii: Effect change and get court judges

Stop gemeentelijke vervreemding van kinderen

Behoud van familieleven bij scheiden is feestje waard

Moeders vaker gedaagd door justitie

Strafbare onttrekking aan de ouderlijke macht

EénVandaag over handhaven omgangsregeling

Televisie discussie over zorgplicht van beide ouders

Rechter negeert vader rechten bij scheiding

Rechter overtreedt te vaak wet bij scheiding

Klachtencommissie: Informeren béide ouders

Klassieke Co-ouder regeling

Muziek ♪♫♪♫

Jeffrey zingt voor zijn vader

Marco Borsato - Dochters uit beklemming

Jeff van Vliet - 't Is niet mijn fout

Dio - Alles doen om het weer aan te maken

Lawineboys - Ik ben blij dat ik je niet vergeten ben

Kinderen voor kinderen - Foto album - Willem Wilmink

Koen Wauters - Passie - Zie me graag

Musical Hair revisited

Kinderen voor kinderen - Ha ha ha je vader

Economie

Opbouwen met elkaar en financiëel kringlopen

Nieuwe kans op kwaliteiten spoorlijn A'dam-Groningen

Drie keer nadenken over kinderopvang

Toekomst gloort hoop tegen sociaal culturele achterstand

Stop gemeentelijke vervreemding van kinderen

Vrijheid deed haïtianen sociaal en economisch das om

De economie van haïti in drenthe

Noodhulp actie haïti heeft cholera ramp niet voorkomen

Ontbrekend in Kopenhagen waarop de wereld wacht

Middenklasse

Moeders pappot binding hindert jongeren bij vinden werk

Crisis in ouderschap en economie

Cijfers

Flitsscheiding beëindigde 30.000 relaties

Moderne rolopvattingen en herleving sociale economie

Aanvragers van echtscheidingen

Cijfers van CBS over aantal scheidingen

Vaderen over nederland

Gedeeld ouderschap beste optie voor kinderen

Eerste proefschrift ouderverstoting goedgekeurd

Problemen van kinderen in kaart met onderzoek

Vaderverstoting in Nederland

Geld

Co-ouders zijn kredietwaardig

Co-ouders en fiscale regels voor de Benelux

Affectieschaden aanpakken

Kinderbijslagplan voor gescheiden vaders

Omgangsregeling en naleving regelen in éen rechtszaak

Steeds meer gesubsidieerde rechtsbijstand nodig

Relaties

Vader organisatie online

Regionale justitie contactgegevens

Politiek 1.0

Collegevorming na raadsverkiezing drenthe

Brief aan tweedekamer lid Fatma Koser Kaya van D66

Ronald Palsterk over pvda verkiezingsnederlaag

Eén op drie kinderen in problemen door scheiding

Repressie

Agente werpt steen door ruit bij redacteur Kind in de knel

Ongeloof in seks voor het huwelijk

Negatief advies welstandscommissie is vaag

Nobel Prijs Vrede naar mensenrechten activist Liu Xiaobo

Dissidente burgerrechten activist Cuba verhongert

Nicolaas Beugeling, vrouw en kind te Veenhuizen

échte zoon van zijn éigen vader

'Kinderen van mensen die nooit getrouwd zijn geweest'

Omgangsonrecht - het boek van Tjerk Bakker

Politiebureau zet vader onder druk: 'afstand doen van kinderen'

Écht regelgeven 3.0

In voorspoed en geluk vader zijn met levensgezel europa

Belgische wet Co-ouders bestaat 15 jaar

Brad Pitt trouwt pas als homo’s het óok mogen

Claim na geruchtmakend Bolderkar drama

Fiscaal Co-ouderschap in de Benelux

Koppel alimentatieplicht en omgangsregeling

Co-ouderschap bij scheiding is de norm in België

Manifest Integriteit van het ouderschap

Omgangsonrecht met kinderen na scheiden

Uitspraak vervangende toestemming erkenning

Open knowledge and freedom of communication
StatCounter geeft relevante overzichten
CSS validator test Tidy test
Een ánder Europa is mogelijk